2 Samuel 22: 31-32
Deze fijne plaat in de Bijbel is van de hand van Petra Veen. Meer van haar creativiteit is te vinden op haar instagramaccount die de naam draagt petra.veen
Opmerking, de oplettende lezer heeft al gezien dat het Bijbeltekst op het leesrooster verkeerd staat. 2 Samuel 2 moet zijn, 2 Samuel 22.
Eerst een misverstand uit de weg ruimen. De gierzwaluw is geen zwaluw. Qua familiebanden komt het beestje dichterbij de familie van de kolibrie. De vogel leeft hier in de zomer in Nederland graag in oude stadsgedeeltes met rechte muren, kleine holen in dakgoten, oude muren of onder oude dakpannen, om hun jongen uit te broeden.
De gierzwaluw, die kunnen we wel vergelijken met de harde werkers van deze tijd. Mensen die altijd maar bezig zijn, heerlijk bezig zijn, gewoon steeds bezig zijn. In de ochtend bezig zijn. In de middag bezig zijn. In de avond bezig zijn. Bijna niet uit te blussen. De gierzwaluw kunnen we ook wel vergelijken met mensen die de wéns hebben altijd bezig te willen zijn. Een oeverloze drang om te zorgen voor anderen. Of om te werken. Of om de wereld mooier te maken met hun talenten. Of een oeverloze drang om alles te weten. Al het nieuws moeten volgen. Precies willen weten hoe het met vrienden en familie gaat. Mensen met een hele brede kennissenkring. Gewoon. Dat soort mensen. Mensen die altijd wel iets kunnen doen, verveling ligt ver buiten de opties. En wellicht, herkennen we daar allemaal wel wat van. We willen graag leven. Volop leven. Doen wat in ons vermogen ligt om te doen. Groeien. Ontwikkelen. We zijn toch gemaakt om te leven! Dus, dat dóen we! Dat is nou, wat mij betreft, een gierzwaluw.
De gierzwaluw vliegt ongeveer 99 procent van zijn hele leven. Alleen als jong ligt het in zijn nest. En als broedende ouder zit het op het nest. Verder gaat alles vliegend. Zelfs slapen, op ongeveer 1500 meter hoogte. Elke voorjaar komen ze uit Afrika hier heen. In augustus, september, vliegen ze weer terug. Energie voor tien, deze vliegende gierzwaluw!
Totdat.
Totdat het gaat stormen. Storm en koude, regen… daar kan de gierzwaluw niet tegen. Er is voor het vogeltje maar één mogelijkheid om te overleven. En dat is, met zijn korte kleine klauwtjes, zich vastklemmen aan een steile muur of een rots. En wachten tot de storm weer over is.
Zo “simpel” is dat ook voor ons, levenslustige mensen. Als de storm zich aandient moeten we als de wiedeweerga op zoek naar een plek om te schuilen. Waar schuil jij? In ons geval is de beste schuilplaats, de Rots. In de Bijbel wordt veel geschreven over de Rots. “Wie anders dan een Rots, is onze God?” Hier staat het, letterlijk, 2 Samuel 22:31-32; dat God onze Rots is.
Even terug naar een heel oud verhaal uit de Bijbel. Het volk Israël reist door de woestijn en heeft dorst. God geeft Mozes de opdracht om op een rots te slaan met zijn staf. Mozes doet het. Ik stel me zo voor, met de felheid waar Mozes bekend om staat, dat hij zó hard slaat dat de staf in zijn hand een fluitend geluid geeft en ternauwernood nét niet door midden breekt. Mozes sláát joh. En het water spuit eruit. Het buldert het stoffige zand in, er ontstaat een beek van fris en kristalhelder water. Wat een wonder.
Een tweede maal doet hetzelfde zich voor. Het volk heeft weer dorst. Het klaagt alweer. God zegt nu tegen Mozes “spreek tot de rots” … Mozes, waarschijnlijk een beetje chagrijnig om het mopperende volk, doet het niet. Hij slaat wéér op de rots zoals de eerste keer. En Mozes slaat zelfs twéé keer. God is genadig. Er komt weer helder water uit de rots maar God is er boos om. Zo boos om, dat Mozes krijgt te horen dat hij het beloofde land niet in zal gaan.
Een vreemd verhaal, als je dit zo hoort. Wat raar, zo’n straf om zoiets “simpels”, toch? Maar als je bedenkt dat je overal waar het woord “Rots” staat ook “Jezus, Gods Zoon”, kunt lezen, wordt dit verhaal heel anders. Ik verzin dat niet zelf! Het staat in 1 Korinthiërs 10:4
De verhalen in het oude testament zijn vaak schaduwbeelden. Het is een hele prachtige en diepe manier waarop God tot ons spreekt. De Bijbel is zo’n fantastisch Boek. “Sla mijn Zoon” zegt God eigenlijk tegen Mozes. En Mozes doet het. Als een voorafschaduwing dat Zijn Zoon moest lijden. Ernstig lijden. Zijn slagen werden onze genezing, door Zijn lijden is de weg naar God vrij en kan het Levende Water stromen. Zijn Heilige Geest kan stromen en wij mogen er van drinken en zelf ook overvloeien! Jezus hoefde maar éénmaal te lijden. Hij hoefde niet nog eens geslagen te worden. Wat Mozes doet is daarom ook zeer kwalijk in Gods ogen. Mozes geeft hier een verkeerd beeld van Jezus lijden. De schaduw van het verhaal klopt niet meer. Eén keer zo ernstig lijden is voldoende voor ons allemaal. Echt waar. Het was genoeg. Jezus lijden, éénmaal, was genoeg! Hem aannemen, is genoeg om veilig te zijn. En daarna kunnen we altijd vrijmoedig komen om te vragen om dat Levende Water. Hij kent ons toch! Hij heeft je toch die eerste keer al voor ogen gehad? Hij heeft je verdriet en je angsten en al jouw zonden al gedragen. Het hoeft niet nóg een keer! Hebreeën 9:25-26 zegt het ook. Precies dat.
Jezus, onze Rots, de bron van Levend Water en de Rots waarop we kunnen bouwen en de Rots waaraan we ons vast mogen klemmen als het stormt. Gelóóf dat nou gewoon. En dóe het maar.
Nog ééntje dan. Exodus 33:20-23 is ook zo’n mooi voorbeeld van hóe Jezus een Rots voor ons is. Mozes wil God zo graag zien. God geeft aan, dat dit niet kan. Mozes zou sterven in de heilige nabijheid van God. Het doet me denken aan hoe vingerafdrukken oplichten in een sporenonderzoek. De dader is betrapt in een paar enkele ogenblikken. In Gods nabijheid lichten ál onze zonden op… we zijn betrapt en ten dode opgeschreven. “Maar” zegt God, “Ik heb een plaats op een Rots, daar kun je veilig staan… ” In Jezus zijn we heilige mensen. We kunnen dóór Jezus, zo dicht bij God komen. Hij is onze Rots. Jezus nam al onze zonden weg.
En de storm? Die raast en buldert langs ons heen. Onze haren wapperen, onze tanden klapperen. Maar we prijzen Hem omdat ons hart veilig is. Wat er ook gebeurd. We klemmen ons vast. Hij is onze Rots.
0 reacties